“Mama, hou ik altijd autisme?”, vraag je me. ‘Ja’, antwoord ik eerlijk. Ik zie tranen in je ogen. “Ik wil van mijn autisme af”, zeg je. “Ik wil niet meer zo vaak boos zijn”. Mijn moederhart breekt. “Je kan er mee leren omgaan”, zeg ik. “En er zijn ook zo veel leuke dingen aan jou en je autisme”.
Ik vertel je hoe trots ik op je ben. Trots omdat je zoveel weet; dat je bijvoorbeeld alles weet van de Formule 1. Je kent alle racers bij naam, weet uit welke landen ze komen, met welke banden ze rijden of wie er vorig jaar op dit circuit heeft gewonnen. Want, vertel ik je, je hebt ook een onwijs goed geheugen. Je vertelt me dingen die ik al lang vergeten ben en verbaast me met details die je hebt onthouden. Ook kan je zulke leuke uitspraken hebben en wijze dingen zeggen.
‘Ik ben dus heel slim”, zeg je trots. ‘Ja’, zeg ik, ‘en ook nog eens heel erg lief’. Ik vertel je hoe leuk ik het vind dat je me soms een ontbijtje op bed brengt, me helpt met tafel dekken of schoonmaken, dat je me zo goed kan troosten als ik verdrietig bent en dat je zulke lieve dingen kan zeggen. Je bevestigt dit door me een kus te geven. ‘Ik geef je een kus, omdat ik je lief vind’, zeg je.
Ik vertel je hoe leuk en lief mensen je altijd vinden en hoe leuk ik het vind dat je zo tevreden met dingen kan zijn. Dat het leuk is om iets met je te gaan doen en je iets te geven. Hoe klein het ook is, met alles ben je superblij.
Maar ik vertel je vooral hoe trots we op je zijn dat je het, ondanks je autisme, zo goed doet. Dat je angsten overwint en dingen steeds makkelijker gaan. Dat het zo knap is dat je vaak kan vertellen wat je voelt; of je bang, boos, verdrietig of gespannen bent. En dat we van je houden en je zullen helpen om er voor te zorgen dat de boosheid steeds minder wordt. Ja, je houdt altijd je autisme, maar zoals je kleuterjuf altijd zei: ‘Jij komt er wel’.