‘Het is maar haar’. ‘Het groeit weer aan’. ‘Er zijn ergere dingen in de wereld’. ‘Beter geen haar, dan niet beter worden’. Alle verstandelijke overwegingen gaan door mijn hoofd, maar het gevoel verandert er niet door; ik vind het vreselijk om mijn haar te gaan verliezen.
Naast al het verdriet rond de diagnose, was mijn eerste gedachte toen ik hoorde dat ik chemotherapie zou krijgen: ‘Nee, ik wil niet kaal!’. Met ook daarbij veel verdriet en tranen. M’n lange haren horen bij mij. Ik ben altijd trots als de kapper mijn mooie, dikke haar roemt.
Als heel jong kind had ik kort haar, model ‘jongen’. De thuiskapper en mijn ouders keken altijd zo blij na een knipbeurt, waardoor ik nooit durfde te zeggen dat ik het vreselijk vond. Toen ik een jaar of 7 was vatte ik de moed op en deelde mee dat ik m’n haar zou laten groeien (wat uiteraard niemand erg vond) en zwoor mezelf dat ik het nooit meer kort zou knippen.
En nu is er geen keuze. Geen controle. Geen eigen besluit. Niks. Het moet. En niet eens kort, maar kaal, helemaal kaal. Ik ben bang: voor hoe het eruit zal zien, dat het me lelijk zal maken, dat ik er niet mee kan dealen.
Daarnaast voel ik verdriet voor de kinderen. Tijn vindt het heel moeilijk en is bang om me zonder haar te gaan zien. Yenthe wil er liever niet over praten. Gelukkig vinden we een moment om dat toch te doen. Ik leg uit waarom ik mijn haar zal verliezen en dat begrijpen ze goed. De chemo valt niet alleen de slechte cellen aan, maar ook de goede. De kinderen bedenken de zin: ‘beter geen haar meer, dan geen mama meer’. En uiteindelijk is dat toch waar het om gaat. En ja, ook ik ga proberen deze vast te houden en te gaan voelen.
1 comment
Mijn haar gaat gelukkig weer groeien. Het is nu bijna 1,5 cm. Maar het is idd heftig geen haar. Gelukkig zijn er leuke chemomutsjes en haarstukjes. Ik heb het bij mutsjes gehouden.